Gelukkig
stond er meestal wel ergens iemand op die zich ging inzetten voor deze rassen
van eigen bodem, zodat zij niet in de vergetelheid raakten.
In
België is het met name Adolphe Reul geweest, professor in de zoölogie en
dierenarts, die tijd en energie heeft gestoken in de inheemse herdershond. Op
verschillende landbouwtentoonstellingen trof hij herdershonden van eenzelfde
type aan, waarvan hij vermoede dat het honden van hetzelfde ras betrof.
Reul
begon informatie te verzamelen over deze honden. Hij maakte hiervoor gebruik
van veeartsen, die hij vroeg om in hun omgeving te letten op honden die
voldeden aan de beschrijving die Reul hen gaf van het door hem gezochte type
herdershond. Op basis van de feedback die hij van de veeartsen kreeg, nodigde
hij de eigenaren van de honden die voldeden aan het signalement uit met hun
hond voor een inventarisatiedag in de Veeartsenijschool in Cureghem op 15 november
1891.
De opkomst was groot: er kwamen die dag maar liefst 117 honden. En dat is wel heel bijzonder als we ons realiseren dat deze honden keihard nodig waren voor hun werk en eigenlijk geen dag gemist konden worden. Van enige uniformiteit was echter geen sprake. De honden varieerden sterk van type, grootte en vacht. Op zich niet zo vreemd als we bedenken dat de eigenaren van deze honden uitsluitend geïnteresseerd waren in één ding: doet hij zijn werk goed?
Honden met een grote werklust, die volledig inzetbaar waren voor taken die hij moest vervullen, kregen kans zich voort te planten. Het uiterlijk was daaraan ondergeschikt. Het enige waarop men lette was dat het uiterlijk de hond niet mocht hinderen in zijn werk.
De opkomst was groot: er kwamen die dag maar liefst 117 honden. En dat is wel heel bijzonder als we ons realiseren dat deze honden keihard nodig waren voor hun werk en eigenlijk geen dag gemist konden worden. Van enige uniformiteit was echter geen sprake. De honden varieerden sterk van type, grootte en vacht. Op zich niet zo vreemd als we bedenken dat de eigenaren van deze honden uitsluitend geïnteresseerd waren in één ding: doet hij zijn werk goed?
Honden met een grote werklust, die volledig inzetbaar waren voor taken die hij moest vervullen, kregen kans zich voort te planten. Het uiterlijk was daaraan ondergeschikt. Het enige waarop men lette was dat het uiterlijk de hond niet mocht hinderen in zijn werk.
Belgische club
Op 29 september 1891 werd in Brussel de eerste club voor Belgische Herdershonden opgericht, de Club du Chien Berger Belge. In deze periode was er in Europa sprake van een sterk opkomend nationalisme. Dit is mogelijk de reden van dat men juist in die tijd in de verschillende Europese landen meer aandacht kreeg voor de inheemse rassen.
In België had men, evenals in Nederland, tot die tijd voornamelijk interesse gehad in de 'dure' honden uit het buitenland. De honden van eigen bodem, die hun kost nog verdienden bij boer of herder, waren tot dan toe te min geacht. Maar daarin kwam dus een kentering.
Er ontstond kynologische belangstelling voor deze werkhonden.
Reul besloot een eerste splitsing aan te brengen op basis van het type haar van de honden: hij maakte een indeling in kortharig, langharig en ruwharig. Men keek nog even niet naar de kleur. In april 1892 werd het advies gegeven aan fokkers om alleen de volgende vachtlengte en kleur toe te staan: langharig zwart, kortharig vaalrood en ruwharig asgrijs. In 1897 stelde men de eerste standaard op voor 'den Belgischen Schepershond'.
Kleur
In 1894 werd de standaard aangescherpt ten aanzien van de kleur.
Men begon ongewenste kleuren te weren. Honden met wit, evenals grijze en blauwe honden werden verbannen. Vanaf dat moment werden de langharige honden in twee klassen geshowd: de langhaar zwart en de langhaar anderskleurig dan zwart. De gewenste kleur hiervoor was het fauve charbonné, de dieprode kleur met zwarte haarpunten. Jammer van de strenge selectie op kleur die men ging toepassen was dat men uitstekend fokmateriaal verloren liet gaan, omdat deze honden niet de gewenste kleur hadden.
In 1899 werd de Club de Berger Belge opgericht, die alle variëteiten onder haar hoede nam.
Er kwam een speciale vereniging voor de Tervuerense Herdershond, 'la Société Canine de Tervueren', later nog gevolgd door de 'Nationale Sociëteit van de Tervuerense Herdershond'.
Milsart
De heer Nicolas Rose, eigenaar van restaurant 'Chateau de Groenendael', fokte zwarte langharige herdershonden. Uit de combinatie Picard d'Uccle en Petite werd de reu Duc de Groenendael geboren. Deze reu zou een belangrijke rol spelen in de geschiedenis van de langharige Belgische Herdershond.
De heer M.F. Corbeel, eigenaar van een brouwerij in de plaats Tervuren, herhaalde enkele malen de combinatie van zijn langharige vaalrode honden, Tom en Poes. In 1895 werd uit deze combinatie de teef Miss geboren. Later werd zij gepaard met Duc de Groenendael. Een zoon uit dit nest, Milsart, was de eerste Tervueren die een kampioenstitel behaalde. Deze zwartgevamde vaalrode reu wordt beschouwd als de stamvader van de Tervueren.
Milsart.
Erik.